Belastingmaatregelen 2018

ingevoerd op 20-09-2017

Onderstaand een overzicht van alle belastingmaatregelen zoals voorgesteld in belastingplan 2018, gerubriceerd per belastingsoort.

Wijzigingen erf- en schenkbelasting
- In de wet wordt duidelijker vastgelegd in welke gevallen huwelijkse voorwaarden leiden tot verschuldigd zijn van schenk- of erfbelasting. Voor echtgenoten die vanaf 2018 trouwen in een beperkte huwelijksgemeenschap met gelijke delen of daarbij kiezen voor een algehele huwelijksgemeenschap met gelijke aandelen is geen sprake van schenkbelasting, tenzij sprake is van een nephuwelijk. Er is uitsluitend schenkbelasting verschuldigd indien het aandeel van de minstvermogende in het totale vermogen hoger wordt dan 50% of het aandeel van de meestvermogende in het totale vermogen toeneemt. Een soortgelijke bepaling wordt voorgesteld voor de erfbelasting. Het voorstel geldt eveneens voor ongehuwd samenwonenden die een notarieel samenlevingscontract hebben.
- Toetsing vindt plaats aan het totale vermogen van beide echtgenoten op het moment van huwelijkse voorwaarden. De schenking wordt beperkt tot ten hoogste 50% van het totale vermogen. Indien het huwelijk of notarieel samenlevingscontract wordt gesloten met als voornaamste doel het ontgaan van schenk- of erfbelasting wordt elke vermogensverschuiving aangemerkt als schenking. De inspecteur bewijst.
- Navordering van schenk- en erfbelasting wordt ook toegestaan indien in verband met een vermindering van een belastingaanslag een navorderingsaanslag aan dezelfde verkrijger moet worden opgelegd. Tevens wordt gecodificeerd wanneer deze termijn voor navordering aanvangt. Deze maatregel gaat in met onmiddellijke werking. 
- In de wet wordt expliciet opgenomen dat de aanslagtermijnen voor de schenkbelasting voortaan na de dag van het doen van aangifte ingaan wanneer meer dan vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de schenking plaatsvond aangifte van die schenking wordt gedaan. Deze maatregel gaat in met onmiddellijke werking.

Wijzigingen invordering
- Nieuwe aansprakelijkheidsbepaling voor pand- en hypotheekhouders en executanten: Voorgesteld wordt om een nieuwe aansprakelijkheidsbepaling voor pand- en hypotheekhouders en executanten te introduceren. Het voorstel regelt dat de pand- of hypotheekhouder of executant die zich verhaalt op de opbrengst van de zaak, aansprakelijk wordt voor het bedrag dat ter zake van die levering aan omzetbelasting is verschuldigd. Het gaat om die gevallen waarin de verleggingsregeling niet van toepassing is. Beoogde invoeringsdatum: 1 januari 2018.

Vereenvoudigen derdenbeslag
Het wordt mogelijk ook op andere geldvorderingen dan de vordering op de werkgever (loonvordering) of de uitkeringsinstantie zonder tussenkomst van de derdenbeslag te leggen. Het gaat daarbij om alle vorderingen voor zover deze vatbaar zijn voor beslag,  ook vorderingen op derden die de belastingschuldige uit een reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen. Volstaan kan worden met een vooraankondiging aan de belastingschuldige, gevolgd door een beschikking van de ontvanger.  De maatregel treedt  per 1 januari 2019 in werking en is ook van toepassing op belastingschulden die zijn ontstaan voor 1 januari 2019.

Vervallen schorsende werking fiscaal verzet
Als fiscaal verzet is gedaan, wordt de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op grond van de wet automatisch opgeschort totdat op het verzet is beslist. Om het oneigenlijke gebruik van fiscaal verzet als vertragingsmiddel te bestrijden en onnodig hoge kosten voor de Belastingdienst in de toekomst te voorkomen, zal de schorsende werking met ingang van 2018 vervallen. 

Uitbreiding mededelingsplicht bodemzaak
Pandhouders en andere derden die het voornemen hebben handelingen te (laten) verrichten die tot gevolg hebben dat een bodemzaak niet langer als bodemzaak kwalificeert, moeten dit melden aan de Belastingdienst. Na de melding volgt een periode van vier weken waarin zij geen van deze handelingen mogen uitvoeren, op straffe van de verplichting de executiewaarde van de bodemzaak aan de Belastingdienst af te dragen.  Voorgesteld wordt die mededelingsplicht voortaan ook voor de belastingschuldige te laten gelden, om  frustratie van het bodem(voor)recht te voorkomen.

Wijzigingen milieuheffingen
- Heffing afvalstoffenbelasting bij verwijdering buiten Nederland: Voorgesteld wordt om al het in Nederland ontstane afval bij gelijke verwerkingswijze op gelijke wijze te belasten, ongeacht of die verwerking binnen of buiten Nederland plaatsvindt. Het tarief voor storten of verbranden van afvalstoffen uit Nederland in het buitenland wordt gelijk aan het tarief voor storten of verbranden in Nederland. Inwerkingtreding van de wetgeving vindt niet eerder plaats dan het moment waarop de Belastingdienst en de ILT de voorbereidingen voor de uitvoering gereed hebben. Beoogde invoeringsdatum: bij koninklijk besluit. Het kabinet verwacht dat invoering op 1 januari 2019 haalbaar is.
- Tijdelijke verhoging tarieven energiebelasting: Zoals afgesproken in het Energieakkoord wordt voorgesteld om de energiebelastingtarieven voor aardgas en elektriciteit, het zogenoemde blokverwarmingstarief en de verlaagde aardgastarieven voor de glastuinbouw te verhogen per 1 januari 2018 en te verlagen per 1 januari 2020. Beoogde invoeringsdatum: 1 januari 2018.
- Uitbreiding stadverwarmingsregeling: Het kabinet stelt voor om de stadsverwarmingsregeling uit te breiden zodat deze ook gaat gelden voor installaties voor stadsverwarming die, al dan niet in combinatie met restwarmte, grotendeels gebruik maken van aardwarmte of warmte opgewekt met vaste, of vloeibare biomassa. Beoogde invoeringsdatum: 1 januari 2018.
- In het Energieakkoord van 2013 is afgesproken dat de energie-intensieve industrie die deelnemer is in de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (het MEE-convenant) 9 petajoule (PJ) aan additionele finale energiebesparing per 2020 realiseert. Daartoe  is een voorstel van de industrie uitgewerkt in de vorm van een addendum op het MEE-convenant, dat integraal deel uitmaakt van het MEE-convenant. De Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) kent op verzoek en onder voorwaarden een teruggaaf van energiebelasting. De Wbm wordt zodanig aangepast dat de afspraken gemaakt in het addendum geen invloed hebben op de toepassing van de teruggaaf energiebelasting. De wijziging werkt terug tot en met 20 april 2017 (de datum van inwerkingtreding van het addendum).

Wijzigingen autobelastingen
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
- Toepassing werkelijke waarde voor bestelauto’s: Naar aanleiding van jurisprudentie van de Hoge Raad wordt voorgesteld dat voor de berekening van bpm in bepaalde situaties in plaats van de forfaitaire afschrijvingstabel mag worden uitgegaan van de werkelijke waardevermindering. Het gaat om de volgende situaties:
1. geïmporteerde bestelauto’s waarvoor bij eerste registratie in Nederland is geopteerd voor de ondernemersvrijstelling en waarbij de auto binnen 5 jaar wordt verkocht;
2. ombouw van een bestelauto tot een personenauto waardoor verschuldigdheid van bpm ontstaat.

- Met ingang van 1 januari 2018 moet de (wijziging van de) catalogusprijs van een (bijzondere) personenauto, bestelauto of motorrijwiel (motorrijtuig) publiekelijk kenbaar gemaakt worden. De fabrikant of de door de fabrikant aangewezen importeur voor Nederland is hiervoor verantwoordelijk.

Motorrijtuigenbelasting
Massa rijklaar
- Bij de grondslag van de berekening van de motorrijtuigenbelasting (MRB) zal niet langer gebruik worden gemaakt van de ‘eigen massa’ van het motorrijtuig, maar van de ‘massa rijklaar’ zoals opgenomen in het kentekenregister. Door deze aanpassing wordt ook de definitie van ‘toegestane maximum massa’ aangepast en wordt voortaan ook rechtstreeks verwezen naar het kentekenregister. Met de introductie van de definitie ”massa rijklaar” in de provinciale opcenten wordt het betreffende artikel van de Provinciewet vereenvoudigd.

Schorsen en naheffen
- In de Wet MRB 1994 is geregeld dat naheffing van de MRB mogelijk is voor  een geschorst motorrijtuig dat wordt gebruikt op de weg, maar de Wegenverkeerswet 1994 laat de schorsing van rechtswege eindigen bij aanvang van een gebruik van de weg. De Wet MRB 1994 wordt dusdanig aangepast dat er geen onduidelijkheid meer bestaat dat de MRB in dergelijke situaties nageheven kan worden.

Wijzigingen toeslagen
- Herinvoeren 10%-regeling: Het meetellen van inkomensstijgingen van de ex-partner of ex-medebewoner na verbreking van het partnerschap/medebewonerschap levert strijd op met het discriminatieverbod van het IVBPR. Voorgesteld wordt om de 10%-regeling opnieuw in te voeren. Dit betekent dat de aanvrager van een toeslag een verzoek kan doen bij de Belastingdienst/Toeslagen om bij de berekening van het toetsingsinkomen van de voormalige partner of medebewoner de inkomensstijging na diens vertrek deels buiten beschouwing te laten als door die inkomensstijging sprake is van een ten minste 10% hoger toetsingsinkomen. In die gevallen wordt het over de periode van partnerschap of medebewonerschap genoten loon van de partner of medebewoner tijdsevenredig herleid tot een jaarinkomen. Beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2018.
- De ontvanger krijgt de bevoegdheid zowel de uitbetaling van toeslagen als belastingteruggaven aan zogenoemde uitreizigers,  die Nederland verlaten om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie, op te schorten.

Wijzigingen dividendbelasting
- De fiscale beleggingsinstelling wordt alsnog als inhoudingsplichtige uitgesloten van de toepassing van de inhoudingsvrijstelling voor opbrengsten die worden uitgekeerd aan (deels) vrijgestelde lichamen.

Wetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling
Algemeen
Met dit wetsvoorstel beoogt het kabinet zowel een aanscherping als versoepeling van de dividendbelasting. Zo wordt voorgesteld om de groep belastingplichtigen uit te breiden met gerechtigden tot de opbrengst uit hoofde van kwalificerende lidmaatschapsrechten in houdstercoöperaties die in Nederland zijn gevestigd, en wordt voorgesteld om de inhoudingsvrijstelling uit te breiden richting derde landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een dividendbepaling.

Inhoudingsplicht houdstercoöperaties
- Om te voorkomen dat het reële coöperatieve bedrijfsleven geraakt wordt, wordt een houdstercoöperatie gedefinieerd als een coöperatie waarvan de feitelijke werkzaamheid hoofdzakelijk bestaat uit het houden van deelnemingen of het direct of indirect financieren van met haar verbonden lichamen of natuurlijke personen;
- De houdstercoöperatie wordt alleen inhoudingsplichtig voor zover sprake is van kwalificerende lidmaatschapsrechten;
- Als het lidmaatschapsrecht betrekking heeft op ten minste 5% van de jaarwinst van een coöperatie dan wel op ten minste 5% van wat bij liquidatie van die coöperatie wordt uitgekeerd, is er pas sprake van kwalificerende lidmaatschapsrechten.

Uitbreiding inhoudingsvrijstelling
- De inhoudingsvrijstelling wordt uitgebreid richting derde landen;
- De uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling richting derde landen geldt alleen als er (kort gezegd) sprake is van een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, en in dat verdrag een dividendbepaling is opgenomen;
- Een ongelimiteerde doorstroom van vrijgestelde dividenden acht het kabinet namelijk niet wenselijk;
- De inhoudingsvrijstelling mist toepassing als sprake is van misbruik;
- De in het wetsvoorstel opgenomen nieuwe nationale antimisbruikbepaling is in lijn met de algemene internationale antimisbruikbepalingen;
- Er is sprake van misbruik als (kort gezegd) de aandelen in de in Nederland gevestigde vennootschap of houdstercoöperatie worden gehouden met als hoofddoel om de heffing van dividendbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie.

Internetconsultatie
De internetconsultatie heeft tot de volgende aanpassingen geleid:
- belastingplichtigen krijgen drie maanden de tijd om aan de twee nieuwe substancevoorwaarden te voldoen (loonkostencriterium en de eigen kantoorruimte);
- onder voorwaarden komen hybride entiteiten in aanmerking voor de inhoudingsvrijstelling;
- de buitenlandse ab-regeling vindt alleen nog toepassing in situaties waarin sprake is van het ontgaan van inkomstenbelasting;
- gehele of gedeeltelijke teruggaaf van inleggelden door een coöperatie behoort niet tot de opbrengst. 
Het wetsvoorstel treedt per 1 januari 2018 in werking.

Wijzigingen omzetbelasting
- Aanscherping definitie geneesmiddelen: Het kabinet stelt voor om de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen in de Wet OB 1968 aan te scherpen door opname van de voorwaarde van een handelsvergunning zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Door de aanscherping kan het verlaagde btw-tarief niet meer worden toegepast op tandpasta en zonnebrandcrème. Beoogde invoeringsdatum: 1 januari 2018.
- Aanpassing tekst nultarief voor zeeschepen in de Wet OB 1968: De Europese Commissie heeft Nederland erop aangesproken dat de redactie van het nultarief voor zeeschepen in de Wet OB 1968 te ruim is geformuleerd. In de huidige formulering is niet de eis gesteld dat de zeeschepen daadwerkelijk worden gebruikt voor de vaart op volle zee. Voorgesteld wordt om de bepalingen die zien op de levering van en diensten aan zeeschepen zodanig aan te passen dat het nultarief alleen van toepassing is als het schip ook daadwerkelijk wordt gebruikt voor de vaart op volle zee. Beoogde invoeringsdatum: 1 januari 2018.

Wetsvoorstel afschaffing van de btw-landbouwregeling
Met dit wetsvoorstel beoogt het kabinet de landbouwregeling in de Wet OB 1968 met ingang van 1 januari 2018 af te schaffen. Uit het wetsvoorstel blijkt dat het kabinet het niet meer van deze tijd acht om de bijzondere regeling voor landbouwers in stand te houden. De modernisering gedurende de afgelopen decennia heeft er namelijk toe geleid dat er geen wezenlijke verschillen meer bestaan tussen landbouwers en andere ondernemers. Verwacht wordt dan ook dat het bijhouden van een btw-administratie voor veel landbouwers die op dit moment gebruik maken van de landbouwregeling niet of nauwelijks problemen zal opleveren. Ook wordt verwacht dat er nauwelijks sprake zal zijn van een toename van de administratieve lasten. 

Het afschaffen van de landbouwregeling leidt er toe dat:
- landbouwers btw moeten voldoen over hun prestaties;
- landbouwers de btw over de aan hen verrichte prestaties kunnen terugvragen.
Verder zullen enkele posten uit tabel I bij de Wet OB 1968 komen te vervallen, en zullen enkele artikelen uit de Wet op de accijns, de Wbm en de Wet opslag duurzame energie vervallen of vervangen worden. 

Op grond van het overgangsrecht is het mogelijk dat:
- herziening van de btw op investeringsgoederen die voor 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen, plaatsvindt in het eerste belastingtijdvak van 2018. Deze herziening moet dan in één keer plaatsvinden voor de resterende herzieningsperiode;
- de aftrek van in rekening gebrachte btw voor goederen en diensten die vóór 1 januari 2018 zijn aangeschaft, maar nog niet in gebruik zijn genomen, plaatsvindt in het eerste belastingtijdvak van 2018, overeenkomstig de als gevolg van de afschaffing van de landbouwregeling gewijzigde bestemming van deze goederen en diensten.

Accijnzen
De bevoegdheid van de inspecteur voor het uitvoeren van onderzoek wordt uitgebreid tot alle gebouwen, uitgezonderd woningen, en alle grond waartoe op basis van de AWR toegang moet worden verleend, en blijft niet beperkt  tot accijnsgoederenplaatsen en plaatsen die onderworpen zijn aan beperkende bepalingen.

Wijzigingen vennootschapsbelasting
- Dubbele zakelijkheidstoets bij uiteindelijke derdenfinanciering: Art. 10a Wet VPB 1969 beperkt de aftrekbaarheid van rente op schulden aan een verbonden lichaam. Dit vindt geen toepassing als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de schuld én aan de daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen (dubbele zakelijkheidstoets). Voorgesteld wordt dat de belastingplichtige ook bij een indirecte derdenlening de zakelijkheid van de rechtshandeling afzonderlijk aannemelijk moet maken. Beoogde invoeringsdatum 1 januari 2018.
- Reparatie dubbele verliesneming in het fiscale eenheidsregime (uitvoering motie Van Vliet): Voorgesteld wordt om de reikwijdte van het achtste lid van art.  15ac Wet Vpb 1969 uit te breiden. Hiermee wordt het artikel van toepassing op alle schuldvorderingen op - binnen of buiten Nederland gevestigde - maatschappijen die tot hetzelfde concern behoren als de moedermaatschappij van de fiscale eenheid. Door de voorgestelde aanpassing kunnen verliezen op schuldvorderingen van een tot de fiscale eenheid behorende maatschappij op een verbonden lichaam niet in aftrek worden gebracht voor zover deze verband houden met verliezen die bij een andere maatschappij binnen die fiscale eenheid worden of zijn geleden. De maatregel is complex om uit te voeren, maar de verwachting is dat de maatregel vooral een preventieve werking heeft en dat zich in de praktijk weinig gevallen van dubbele verliesneming zullen voordoen. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2018.
- De liquidatieverliesregeling wordt aangepast naar aanleiding van een uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch over een geconstrueerd liquidatieverlies (V-N 2017/7.13). Voorgesteld wordt de wijze waarop het opgeofferde bedrag voor de ontvoegde dochtermaatschappij op het tijdstip van die ontvoeging wordt vastgesteld, aan te passen. 
- De berekening van de voorkomingswinst bij interne gebruiksvergoedingen binnen een fiscale eenheid wordt aangepast naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad (V-N 2016/30.15). De reikwijdte van de bepaling die momenteel al geldt voor financieringskosten wordt uitgebreid naar alle interne gebruiksvergoedingen binnen een fiscale eenheid. De bepaling gaat dus ook gelden voor bijvoorbeeld interne huur-, lease- en royaltyvergoedingen. Bij alle interne gebruiksvergoedingen binnen een fiscale eenheid wordt de voorkomingswinst vastgesteld alsof de fiscale eenheid niet bestaat.
- In het kader van country-by-country reporting wordt voorgesteld ”volutary filing”of ”parent surrogate filing” tijdelijk toe te staan. De uiteindelijkemoederentiteit zal in dat geval het landenrapport verstrekken aan de Belastingdienst van het land waar de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd. Dat land zal vervolgens het landenrapport uitwisselen met Nederland. Op Nederlandse groepsentiteiten rust dan niet langer de verplichting om het landenrapport te verstrekken aan de inspecteur. 

Wijzigingen loonbelasting
- De fictieve dienstbetrekking voor niet-uitvoerende bestuurders van een beursgenoteerde vennootschap wordt afgeschaft.
- De SVB mag de alleenstaande ouderenkorting ook toepassen op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen bij circa 2000 alleenstaande ouderen die geen AOW-uitkering ontvangen omdat zij niet minimaal een kalenderjaar verzekerd zijn geweest voor de AOW. 
- Reparatie naar aanleiding van het Hoge Raad arrest (V-N 2017/2.13) over pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen. Hiermee wordt voorkomen dat de pseudo-eindheffing wordt beperkt of voorkomen met voorwaardelijke aandelenoptierechten.
- Vanaf 2019 wordt in de LB voor alle buitenlandse belastingplichtigen alleen nog maar het belastingdeel van de heffingskortingen toegepast waarop niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen uit het betreffende land in de IB recht hebben. Bij buitenlandse belastingplichtigen uit een EU-lidstaat, EER-lidstaat, Zwitserland of de BES-eilanden wordt in de LB enkel van de arbeidskorting het belastingdeel toegepast. Bij buitenlandse belastingplichtigen uit derde landen wordt van geen enkele heffingskorting het belastingdeel toegepast. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen en niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen.

Wet vermindering afdracht loonbelasting
Het wordt mogelijk de mededeling van uren, kosten en uitgaven voor een S&O-verklaring over alle in een kalenderjaar afgegeven S&O-verklaringen gezamenlijk te doen.

Wijzigingen inkomstenbelasting
Heffingskortingen:
Maximum algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd wordt in 2018 € 2265 (2017: € 2254).
- Maximum algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd wordt in 2018 € 1157 (2017: € 1151).
-Maximum arbeidskorting wordt in 2018 € 3249 (2017: € 3223).
- Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt in 2018 € 2801 (2017: € 2778).
- Jonggehandicaptenkorting wordt in 2018 € 728 (2017: € 722).
- Ouderenkorting (lagere inkomens) wordt in 2018 € 1418 (2017: € 1292).
- Ouderenkorting (hogere inkomens) wordt in 2018 € 72 (2017: € 71).
- Alleenstaande ouderenkorting wordt in 2018 € 423 (2017: € 438).

Schijfgrenzen:
- Einde eerste schijf wordt in 2018 € 20 142 (2017: € 19 982).
- Einde tweede schijf geboren voor 1 januari 1946 wordt in 2018 € 34 404 (2017: € 34 130).
- Einde tweede schijf geboren na 1 januari 1946 wordt in 2018 € 33 994 (2017: € 33 791).
- Einde derde schijf wordt in 2018 € 68 507 (2017: € 67 072).

Tarieven inkomstenbelasting/loonbelasting:
Tarief eerste schijf onder AOW-leeftijd blijft gelijk: 36,55%
- Tarief eerste schijf boven AOW-leeftijd blijft gelijk: 18,65%
- Tarief tweede schijf onder AOW-leeftijd wordt in 2018 40,85% (2017: 40,80%).
- Tarief tweede schijf boven AOW-leeftijd wordt in 2018 22,95% (2017: 22,90%).
- Tarief derde schijf wordt in 2018 40,85% (2017: 40,80%).
- Tarief vierde schijf wordt in 2018 51,95% (2017: 52,00%).

Diversen
Aanpassing percentage energie-investeringsaftrek: Het kabinet stelt voor om het percentage van de energie-investeringsaftrek  op 1 januari 2018 met 0,5% punt te verlagen. Beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2018.
- Het partnerbegrip voor de IB en de toeslagen wordt aangepast. Kinderen voor wie een pleegzorgvergoeding wordt of werd verstrekt worden op verzoek niet als partner aangemerkt . Deze uitzondering geldt ook voor kinderen voor wie de verzorgende ouder in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen, maar die niet meer kwalificeren als pleegkind.
- De vrijstelling voor voordelen op grond van bepaalde mobiliteitsprojecten vervalt. Deze wordt vervangen door een vrijstelling voor voordelen genoten op grond van projecten gericht op hinderbeperking tijdens grootschalige wegwerkzaamheden.
- De vrijstelling pleegzorgvergoedingen vervalt nog niet per 1 januari 2018, maar in principe per 1 januari 2019.
- De geldigheidsduur van de regeling van de multiplier giftenaftrek in de IB en de VPB wordt met een jaar verlengd. Deze vervalt nog niet per 1 januari 2018, maar per 1 januari 2019.
- De tijdklemmen van een Brede Herwaarderingskapitaalverzekering vervallen. Dit betreft een codificatie van een beleidsbesluit (V-N 2017/27.11).

 

Bron: Ministerie van Financien, 19 september 2017